Van drijfzand naar harde cijfers
Volgens Hans Freitag is met de totstandkoming van het scenariomodel een belangrijke stap gezet. “Een aantal jaren geleden zijn we met 32 besturen gestart met projecten waarvan we dachten dat we daarmee een bijdrage leverden aan het bestrijden van de arbeidsmarktproblematiek. Dat was aan de ene kant bevredigend, maar soms ook frustrerend omdat sommige projecten niet liepen of niet toepasbaar waren voor anderen. Er kwam een kentering toen André de Jong van BCOU opmerkte dat er behoefte was aan harde data. Die zijn nodig om gezamenlijk beleidvoerend vermogen te ontwikkelen, anders blijft alles wat je doet volledig in de lucht hangen; het is als lopen op drijfzand. Die cijfers zijn er inmiddels en we weten nu vrij nauwkeurig hoeveel leraren we tot 2025 nodig hebben en voor welke vakken.”
Specifieke omstandigheden meewegen
De vraagstelling bij de ontwikkeling van het model luidde: “Is er gezien de te verwachten hoge uitstroom van docenten wel voldoende aanbod in de regio om de vacatures te kunnen vervullen?” Freitag: “De beschikbare gegevens waren niet specifiek genoeg om als uitgangspunt voor beleid te dienen. We wilden niet alleen kwantitatief per schooljaar, maar ook kwalitatief per vak en bevoegdheid de behoefte aan docenten in kaart brengen.” Bij de meting van de leerlingenaantallen biedt het scenariomodel de mogelijkheid specifieke omstandigheden mee te wegen, zoals de keuze van leerlingen voor bepaalde scholen, de veranderingen in de verdeling van de leerlingen tussen vmbo, havo en vwo, de bouw van nieuwe woonwijken en de fluctuaties in het marktaandeel van schoollocaties.
Vraag en aanbod docenten
Op basis van de leerlingprognoses is vervolgens een inschatting gemaakt van de vraag naar docenten. Freitag: “We hebben dit per regio en ook per vak in beeld gebracht. We konden concluderen dat de benodigde instroom hoog is, vooral in de stad Utrecht, en dat het regionale aanbod hierin nauwelijks voorziet. Op basis van de uitkomsten ontwikkelen we nu diverse beleidsinitiatieven. Er zijn dit jaar al verschillende projecten van start gegaan. Een daarvan richt zich op de begeleiding van jonge docenten, omdat 30 procent van deze groep binnen vijf jaar het onderwijs weer verlaat. Dat wetende kunnen we gericht beleid ontwikkelen, want het gaat wel om een groep jonge mensen die gemotiveerd was voor het docentschap.”
Het scenariomodel is een systematiek die ook in andere regio's bruikbaar is. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Peter Lorist,
peter.lorist@hu.nl.
Voion
Vanuit Voion wordt een goed functionerende arbeidsmarkt gestimuleerd. Daartoe initieert en ondersteunt Voion initiatieven op het gebied van in-, door- en uitstroom van personeel zoals dit project van het platform Utrecht. En hoewel een aantal van deze activiteiten plaats vindt op sectoraal niveau, ondersteunt Voion ook de daadwerkelijke implementatie van maatregelen (van regionale samenwerkingsverbanden) op schoolniveau. Zo laat Voion regionale arbeidsmarktanalyses maken en bespreekt deze met scholen/samenwerkingsverbanden in de betreffende regio. Ook de verspreiding van praktijkvoorbeelden en het stimuleren van een vo-specifieke vacaturesite zijn voorbeelden van activiteiten van Voion. Heeft u vragen rond arbeidsmarktvraagstukken of wilt u meer informatie hoe Voion u verder kan helpen, dan kunt u contact opnemen met Henriëtte Kassies, programmaleider Arbeidsmarkt & mobiliteit,
henriette.kassies@voion.nl
<< terug naar artikel ‘Kennisdeling in netwerken onderwijsarbeidsmarkt’