Op Prinsjesdag presenteerde het demissionaire kabinet de Miljoenennota met hierin de belangrijkste plannen voor 2022. Dit zijn op het gebied van sociale zekerheid de belangrijkste onderwerpen.
De coronacrisis zorgde voor grote verschillen binnen de Nederlandse economie. Zo bestaan er verschillen op de arbeidsmarkt tussen werkenden met en zonder vast contract. De groep werkenden zonder vast contract, heeft te maken gekregen met toegenomen onzekerheden door de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd is de werkloosheid laag en de arbeidsmarkt in verschillende sectoren krap. Daarom blijft het demissionaire kabinet vanuit het sociaal pakket en via de Regionale Mobiliteitsteams mensen ondersteunen bij omscholing en het vinden van (nieuw) werk.
Wat verandert er in 2022
- STAP-budget
Werkenden en werkzoekenden kunnen vanaf 1 maart 2022 een STAP-budget van maximaal 1.000 euro aanvragen voor scholing en ontwikkeling. Mensen kunnen deze subsidie gebruiken voor een sterkere positie op de arbeidsmarkt.
- Betaald ouderschapsverlof
De Wet betaald ouderschap gaat volgend jaar in. Vanaf augustus 2022 krijgen werknemers recht op een uitkering gedurende 9 weken, bij de opname van ouderschapsverlof. Ouders krijgen straks van UWV een uitkering van 50% van hun (maximum) dagloon. Dit geldt ook voor ouders die op 2 augustus 2022 een kind hebben dat nog geen jaar oud is.
Het blijft mogelijk voor werkgevers en werknemers om daar aanvullende afspraken over te maken. Voor het voortgezet onderwijs is het betaald ouderschapsverlof al geregeld in artikel 15.7.a en b CAO VO.
- Gedifferentieerde premie Aof
Per 1 januari 2022 krijgen we te maken met de gedifferentieerde premie Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof). Nu is er nog de WAO/WIA-basispremie, maar dat wordt een gedifferentieerde Aof-premie: een lagere premie voor kleine werkgevers en een hogere premie voor (middel)grote werkgevers. De regeling is al gepubliceerd in de Staatscourant, alleen de datum is nog niet definitief. De wijziging moet de loondoorbetalingsplicht bij ziekte gemakkelijker, duidelijker en goedkoper maken.
Grens kleine werkgevers stijgt
Vanaf 2022 ligt de loonsomgrens tussen kleine en middelgrote werkgevers op 25 maal het gemiddelde loon per werknemer. Tot en met 2021 lag deze grens op 10 maal het gemiddelde loon per werknemer. Met deze verhoging wordt aangesloten bij de nieuwe premiedifferentiatie in de basispremie WAO/WIA (vanaf 2022).
Door de aanpassing van de loonsomgrens wordt de groep van kleine werkgevers vergroot en zullen in 2022 uiteindelijk meer werkgevers een sectorale premie betalen dan in 2021. De groep van middelgrote werkgevers wordt juist verkleind. Voor deze werkgevers zal in de weging tussen de sectorale en individuele premie het gewicht van de sectorale premie toenemen in 2022.
- Pensioenwet
Het wetsvoorstel beoogt een vernieuwd pensioenstelsel waarbij de premie centraal staat en de uitkeringen sneller meebewegen met de economie. Hierdoor ontstaat er meer perspectief om pensioenen te indexeren.
Het kabinet streeft ernaar begin 2022 de wet- en regelgeving die nodig is voor de vernieuwing van het pensioenstelsel bij de Tweede Kamer in te dienen, zodat het nieuwe wettelijke en fiscale kader uiterlijk per 1 januari 2023 in werking kan treden.
Nadat de wetgeving omtrent het pensioenakkoord definitief is, zullen sociale partners en pensioenuitvoerders op een zelf gekozen moment de overstap maken naar het nieuwe pensioenstelsel.
- Thuiswerkvergoeding
Om ook na de coronacrisis thuiswerken te faciliteren, komt er een onbelaste thuiswerkvergoeding van 2 euro per thuiswerkdag. Een werkgever kan voor eenzelfde werkdag niet tegelijkertijd de vrijstelling voor een thuiswerkvergoeding en de vrijstelling voor een reiskostenvergoeding woon-werkverkeer naar de vaste werkplek toepassen. Als een werknemer een deel van de dag thuiswerkt en het andere deel op de vaste werkplek, kan de werkgever dus maar één van de vrijstellingen toepassen.
- Werkdruk onderwijs
De werkdruk in het onderwijs is hoog en dat geldt in het bijzonder voor scholen waar veel leerlingen zitten met (een risico op) onderwijsachterstanden. Op dit moment zijn er signalen dat het lerarentekort scholen met een uitdagende leerlingpopulatie het hardst raakt. Om in te spelen op verschillen tussen scholen, is het nodig om ook in beleid verschil te maken tussen scholen en tussen leraren. Daarom ontvangen scholen met veel leerlingen met een risico op onderwijsachterstanden extra middelen in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs. Ook wordt er via een arbeidsmarkttoelage voor leraren op scholen met een uitdagende populatie bijgedragen aan het behouden en aantrekken van leraren juist waar dit het hardste nodig is.