Duurzame inzetbaarheid is gericht op het werkend en gezond de AOW-leeftijd bereiken en daarmee een belangrijk (hulp)middel om lerarentekorten tegen te gaan. In verschillende levensfasen kan de (duurzame) inzetbaarheid – vanwege uiteenlopende redenen – onder druk komen te staan. De Sectoranalyse duurzame inzetbaarheid voortgezet onderwijs geeft inzicht in de ontwikkelingen en problematiek van duurzame inzetbaarheid en langer doorwerken in het voortgezet onderwijs alsmede mogelijke knelpunten bij oudere medewerkers die moeite hebben om gezond en met plezier werkend de (gestegen) AOW-leeftijd te bereiken. De analyse geeft handvatten voor gericht beleid op verschillende groepen werkenden.
MDIEU
Ook het kabinet wil bijdragen aan de duurzame inzetbaarheid van werkenden en voor mensen die zich niet op de gestegen AOW-leeftijd hebben kunnen voorbereiden, een vangnet bieden. Ze hebben daarom de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid & Eerder Uittreden (MDIEU) ingevoerd voor het ondersteunen van sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden. In het voortgezet onderwijs hebben sociale partners besloten om gebruik te maken van de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid & Eerder Uittreden (MDIEU) om een sectoranalyse uit te voeren. Over vervolgmaatregelen voor de sector voortgezet onderwijs moet nog worden besloten.
Duurzame inzetbaarheid
De belangrijkste ontwikkelingen en problematiek rondom duurzame inzetbaarheid die uit de sectoranalyse naar voren komen, zijn:
Employability: Medewerkers in het voortgezet onderwijs beoordelen de eigen inzetbaarheid lager dan medewerkers in andere (onderwijs)sectoren. Over de aansluiting van de kennis en vaardigheden bij het huidige werk zijn medewerkers in het voortgezet onderwijs positief. De tevredenheid over loopbaanontwikkelingsmogelijkheden varieert tussen medewerkers, maar niet zozeer tussen jongere en oudere medewerkers. Het aandeel medewerkers van 60 jaar en ouder dat jaarlijks tenminste één functioneringsgesprek heeft, is lager dan gemiddeld in het vo. Ook zijn de loopbaan en de persoonlijke ontwikkeling minder vaak onderwerp van gesprek bij medewerkers van 60 jaar en ouder in vergelijking met andere leeftijdsgroepen in het vo.
Werkvermogen: Medewerkers wijten werkgerelateerd verzuim vooral aan hoge werkdruk/ werkstress. Oudere medewerkers ervaren evenveel werkstress als jongere medewerkers alleen verschilt de oorzaak ervan, namelijk het bijblijven met veranderende eisen. Het aandeel medewerkers dat het nodig vindt dat de organisatie aanvullende maatregelen neemt rondom werkdruk en werkstress is hoog. De sociale steun die medewerkers van hun leidinggevende en collega’s ervaren, is hoog. Sociale steun wordt gezien als een ‘buffer’ tegen werkstress. Onder 55-plussers ligt het verzuimpercentage duidelijk hoger dan bij jongere leeftijdsgroepen. Bovendien neemt het verzuim onder 65-plussers de laatste jaren sterk toe.
Vitaliteit: Medewerkers in het voortgezet onderwijs zijn erg tevreden met hun baan en team, dat geldt voor alle leeftijdsgroepen. De tevredenheid met de organisatie is lager. Het werken in een hecht team draagt bij aan de motivatie van werkenden en daarmee aan vitaliteit. Ook de bevlogenheid, een indicator voor de energie en motivatie van medewerkers, is vrij hoog en verschilt niet aanmerkelijk tussen leeftijdsgroepen.
Eerder uittreden
De belangrijkste ontwikkelingen en problematiek rondom eerder uittreden die uit de analyse naar voren komen, zijn:
Oplossingsrichtingen
In het rapport wordt een aantal mogelijke oplossingsrichtingen gegeven die tijdens de groepsgesprekken zijn genoemd. De sectoranalyse bevat daarnaast een algemene beschrijving van de werkgelegenheid in het voortgezet onderwijs en de ontwikkeling daarin.
Download de Sectoranalyse duurzame inzetbaarheid voortgezet onderwijs >>
Hoe pak je duurzame inzetbaarheid aan op school?
Voion helpt u graag op weg met informatie, instrumenten, onderzoeken en praktijkvoorbeelden over duurzame inzetbaarheid. In het kennisdossier op onze website geven we u antwoord op vragen als: