VOION Haganum 2144

Publicaties

Kosten zij-instroomtrajecten in het po, vo en mbo

donderdag 17 maart 2022 | Onderwijsarbeidsmarkt

Betreft: Inzicht in de belangrijkste kostenposten voor scholen van een zij-instroomtraject.
In opdracht van: het ministerie van OCW
Uitgevoerd door: ResearchNed
Datum: februari 2022

De Subsidieregeling zij-instroom biedt een tegemoetkoming van maximaal 20.000 euro kosten die aan een zij-instroomtraject verbonden zijn. In opdracht van het ministerie van OCW zijn de totale kosten van zij-instroom in het beroep van leraar in het po, vo en mbo onderzocht. Dit rapport geeft de belangrijkste kostenposten voor scholen weer.

Wat zijn de gemiddelde totale kosten van een Zib-traject per sector?
De sectoren po en vo zijn redelijk goed vergelijkbaar qua kosten van zij-instroom. Een belangrijk verschil is vooral dat in het po vaker dan in het vo de zij-instromer betaald studieverlof heeft en/of een (tijdelijk) bovenformatieve aanstelling. Daardoor zijn de gemiddelde zij-instroomkosten in het po hoger dan in het vo, maar kunnen scholen in het vo in individuele gevallen wel net zoveel kosten hebben aan een zij-instroomtraject als in het po. Doordat betaald studieverlof en een bovenformatieve aanstelling relatief kostbare zaken zijn en deze heel wisselend worden toegekend, zijn in de beide sectoren de kostenverschillen tussen deelnemers en tussen scholen groot.

Kosten van zij-instroomtrajecten bedragen in het vo concreet in totaal gemiddeld ongeveer 29.000 euro voor een eerstegraads traject en 36.000 euro voor een tweedegraads traject, met een minimum van respectievelijk ongeveer 21.000 en 26.000 euro en een maximum van (meer dan) 65.000 tot 69.000 euro (uitzonderingen waarvoor heel korte trajecten kunnen volstaan opnieuw buiten beschouwing gelaten).

Wie dragen de onderscheiden kostenposten?
Uit dit onderzoek blijkt dat het bestuur van de school of instelling het overgrote deel van de kosten van zij-instroom draagt. De begeleiders binnen scholen van zij-instromers krijgen hun uren meestal voldoende gecompenseerd door hun schoolbestuur. De zij-instromers zelf hebben vaak reiskosten en soms kosten voor studiematerialen als die niet (volledig) worden vergoed door hun werkgever. Voorts steken de meeste zij-instromers veel eigen uren (naast het studieverlof en het werk) in het scholingstraject en ook vaak in het oriƫnterend traject. Ten slotte is zichtbaar dat een deel van de zij-instromers bewust een kleinere aanstelling afspreekt, om voldoende tijd voor de scholing te hebben. Per saldo kan gesteld worden dat een zij-instroomtraject om diverse redenen een aantrekkelijk traject voor een aankomend leraar kan zijn, maar dat men daar ook zelf in moet investeren.

Aanbevelingen
Aanbevelingen die voortvloeien uit dit onderzoek zijn de volgende:

  1. Gelet op de grote variƫteit in de faciliteiten voor studieverlof en bovenformatieve aanstellingen, is het aan te bevelen om de landelijke afspraken over de zij-instroom in het po en vo aan te vullen met richtlijnen hierover, zodat zij-instromers in het po en vo uitzicht hebben op vergelijkbare voorzieningen.
  2. De subsidiehoogte zou moeten worden aangepast aan een goed beeld van de (additionele) kosten in het po, vo en mbo die voortvloeien uit landelijke afspraken over zij-instroom.
  3. Inbedding van de zij-instroomtrajecten voor het po en het vo in de reguliere (deeltijd) lerarenopleidingen kan de start van het opleidingstraject van een zij-instromer bespoedigen, doordat kandidaten zich direct (ongeacht de uitslag van het geschiktheidsonderzoek) kunnen inschrijven op basis van de reguliere toelatingseisen. Als dat de huidige (soms lange) periode tussen het geschiktheidsonderzoek en de start van het scholingstraject kan verkorten, is dat vanuit kostenperspectief een goede optie.
  4. Voor het mbo is er geen dringende aanleiding tot wijzigingen van de wijze van financiering van PDG-trajecten.

Lees het volledige rapport >>