VOION Dacapo Kees Winkelman 0640

Inspiratie

Collectieve werkdrukmiddelen en de rol van de gmr

woensdag 8 februari 2023 | Veilig en vitaal werken | Algemeen Voion

“We kunnen informeren en enthousiasmeren, maar het gebeurt op de werkvloer”

In de CAO VO zijn afspraken gemaakt over de besteding van individuele en collectieve werkdrukmiddelen om de werkdruk in het voortgezet onderwijs aan te pakken. In deze bijdrage aandacht voor de wijze waarop door de personeelsgeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (pgmr) van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs ondersteuning wordt aangeboden voor de inzet van de collectieve werkdrukmiddelen op de verschillende OMO-scholen.

Dit schooljaar geldt als een overgangsjaar en in 2023/2024 zouden de eerste collectieve werkdrukplannen tot uitvoering moeten komen. “Het is even wennen aan de nieuwe werkwijze, maar deze kans mogen we niet voorbij laten gaan”, aldus Willem Norbruis en Geert Arts, secretaris en voorzitter van de gmr van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs (OMO).

De collectieve werkdrukmiddelen worden met een actieve betrokkenheid van de werknemers, op de scholen ingezet. Bij de vereniging OMO, die meer dan zestig scholen in voornamelijk Noord-Brabant vertegenwoordigt, zijn de eerste voorbereidende stappen gezet. Willem Norbruis, docent maatschappijleer & maatschappijwetenschappen aan het Elzendaalcollege in Boxmeer, voorzitter van de (mr) en secretaris van de gemeenschappelijke (gmr) en Geert Arts, docent geschiedenis aan het Maasland College in Oss, lid van de mr en sinds 1,5 jaar voorzitter van de gmr, lichten de rol van de gmr OMO toe.

“In principe moeten we in deze startfase vooral de personeelsgeleding van de mr-en (de pmr-en) van de scholen goed informeren”, zegt Willem Norbruis. “De financiële middelen gaan direct naar de scholen en de werkwijze is redelijk nieuw, het proces moet namelijk bottom up vanuit de werkvloer worden georganiseerd. De gmr kan die werkwijze stimuleren, maar het moet met nadruk door het personeel op de scholen gebeuren. De personeelsleden moeten gezamenlijk plannen ontwikkelen waardoor het werk aangenamer wordt. En dat is even wennen: directies moeten een stapje terug doen en ruimte creëren en de personeelsleden moeten samen met de pmr het heft in eigen hand nemen.”

Organisatie-eenheid
Over deze werkwijze bestaat bij de scholen onduidelijkheid zeggen Arts en Norbruis en zij proberen daar als gmr antwoorden op te geven. Geert Arts: “De personeelsleden van de scholen moeten zich in kleine eenheden over de collectieve werkdrukmiddelen buigen. Maar we hebben het hier niet over een homogene groep, de schaalgrootte van scholen kan enorm uiteenlopen en om het behapbaar te houden, werken we nu met het begrip organisatie-eenheid. We zien dat er verschillende organisatie-eenheden worden samengesteld, klassiek verdeeld naar onderbouw/bovenbouw of juist inventief werkend met eenheden die per leeftijdsfase zijn ingedeeld. Uiteindelijk komen deze eenheden met een voorstel tot besteding van de werkdrukmiddelen. Punt is wel dat deze middelen niet conflicterend moeten zijn, dus is er toch ook een overkoepelende blik nodig van de pmr en de directie.” Willem Norbruis: “Op onze school is een procesbegeleider aangesteld die coördineert, regisseert en de vraagbaak is binnen dit proces. Vanuit de pgmr benadrukken we ook steeds dat het onderwijsondersteunend personeel ook een rol heeft bij het ontwikkelen van de plannen; dat de middelen ook bedoeld zijn voor de vermindering van de werkdruk bij ICT’ers, conciërges en administratieve krachten. Daarbij ontstaat wel de vraag hoe je de financiële middelen moet verdelen, want die zijn gebaseerd op leerlingenaantallen. Het is wenselijk om de middelen op basis van de formatie en niet op basis van het aantal leerlingen te verdelen over de te vormen organisatie-eenheden.”

Werkdruk of werkstress?
Het is goed dat er nu van de werknemers wordt gevraagd hoe zij het gevoel van werkdruk weg zouden willen nemen, zegt Geert Arts. “Op onze scholen wordt elke twee jaar een medewerkersonderzoek gehouden. En werkdruk staat al jaren met stip op nummer één van de aandachtsgebieden. Nu is werkdruk natuurlijk een containerbegrip en wat iemand als werkdruk ervaart, is niet altijd te beïnvloeden. In dit traject is het belangrijk dat je de thema’s vastpakt die wel te beïnvloeden zijn, zoals regelwerkzaamheden, inspraak of praktische zaken.” Willem Norbruis vult aan: “Werkdruk is niet verkeerd, dat hoort bij werk. Het gaat er nu om dat de werknemers gezamenlijk kijken naar zaken die werkstress veroorzaken en daar zowel individueel als collectief een oplossing voor proberen te vinden zodat er meer balans in de werkzaamheden ontstaat. We geven de tip om het zo concreet mogelijk te maken, zodat je niet in oeverloze discussies belandt. Ook moet je ervoor waken dat je je eigen, individuele ervaringen niet als een generieke waarheid neerzet. Er zijn ook medewerkers die aan de directie vragen om een oplossing, maar dat is niet de bedoeling en dat maken we als gmr nadrukkelijk duidelijk.”

Onderwijsorganisatie vs arbeidsorganisatie
De hoofdvraag die ieder zich in dit traject moet stellen is: hoe kan ik mijn werk aangenamer maken? “In principe zouden de medewerkers in kleine eenheden met die vraag in overleg moeten gaan”, zegt Geert Arts. “Dat blijkt in de praktijk niet altijd even eenvoudig. Alles op een school staat in teken van lesgeven en onderwijs organiseren en dit gaat over het aangenamer maken van het werk. Dus de medewerkers zouden de onderwijsorganisatie los moeten koppelen van de arbeidsorganisatie. Mensen in het onderwijs zijn enorm betrokken bij hun werk en leerlingen, maar soms is het ook raadzaam om afstand te nemen, een ander perspectief in te nemen en je werk los van de leerlingen te beschouwen. Als je het gesprek over werkdrukmiddelen aangaat met docenten, dan hebben zij het bijvoorbeeld al snel over het verkleinen van de klassen. Dat is een interessante invalshoek, maar er zijn nog meer zaken die het werk aangenaam maken. Bovendien, het totaalbedrag is groot maar als je het formatief over de scholen verdeelt, blijft er een bescheiden bedrag over. En als je klassen gaat verkleinen, heb je meer docenten nodig, is dat te behappen?”

De pgmr OMO is direct vanaf het begin van dit schooljaar betrokken bij het voorbereiden van implementatiefase. Willem Norbruis: “We waren er bijtijds bij en zijn aan de slag gegaan met het verspreiden van het ondersteuningsprogramma dat Voion heeft gecreëerd voor de collectieve werkdrukmiddelen. Met de procesbeschrijvingen, infographics, toelichtingen en goede voorbeelden kunnen de organisatie-eenheden in de toekomst prima uit de   voeten. De voorlichtingsmiddag over dit onderwerp werd door de afgevaardigden van de pmr-en van de OMO-scholen drukbezocht. We raden aan om het tijdspad dat door Voion is opgesteld te volgen. Eerst de organisatorische eenheden en het bijbehorende budget bepalen. Daarna volgt de uitvoerende fase, waarin de eenheden met elkaar in gesprek gaan en daarbij ook gebruikmaken van het stappenplan dat het traject van alle organisatorische eenheden naar een gezamenlijke aanpak mogelijk maakt. We zijn heel benieuwd wat daaruit komt en blijven er tijdens elke personeelsplatformvergadering op terug komen. Er wordt vaak naar voorbeelden van werkdrukvermindering gevraagd, maar die geven we liever niet. Voor je het weet, wordt dat voorbeeld gebruikt terwijl de personeelsleden het juist zelf op school moeten uitzoeken. Misschien kunnen we over een half jaar voorbeelden gaan uitwisselen, maar nu gaan we ervanuit dat de personeelsleden op de scholen zelf voldoende inspirerende ideeën ontwikkelen.
We merken dat er momenteel binnen OMO een zekere mate van enthousiasme is en nu moet iedereen in beweging komen. Je kunt daarbij ook schaven aan de bestaande situatie; doen we bepaalde taken goed en moeten we dat zo blijven doen? Geert en ik draaien al een tijd mee in het onderwijs en de rol van school in de samenleving is veranderd. Er wordt steeds meer van scholen verwacht, ook op het sociale vlak. Het is best nuttig om tijdens de reflectie in organisatie-eenheden ook na te denken of die verwachtingen wel reëel zijn.”

Paradoxale situatie
Norbruis en Arts benadrukken dat het evaluatiemoment van dit traject van groot belang is. “De situatie is namelijk paradoxaal: je wilt een heel open discussie voeren over het brede onderwerp werkdruk, maar je bent tijdsgebonden en wilt juist geen werkstress veroorzaken door het maken van ingewikkelde plannen. In januari of februari 2024 moet er een evaluatiemoment zijn om de effecten en werkwijze te bespreken. Daarbij moet je niet bang zijn voor mislukking, want ook daar leer je weer veel van. We moeten allemaal wennen aan de nieuwe werkwijze, maar we moeten deze kans wel met beiden handen aangrijpen. Dit is namelijk de kans om op een andere manier naar je werk te kijken en zelf te zorgen dat het werk aangenamer wordt. Dat mag je niet aan anderen overlaten.”

Bekijk het dossier Collectieve Werkdrukmiddelen CAO VO >>