VOION Dacapo Kees Winkelman 0640

Inspiratie

Er móet iets gebeuren om leerlingen te raken

woensdag 3 juli 2019 | Onderwijsarbeidsmarkt

banner dhr Osinga.jpg

“Noemt u mij één sector waar innovatie de laatste plaats inneemt? Vernieuwing zou onze natuurlijke drive moeten zijn, want het is de enige manier om aangesloten te blijven bij onze omgeving. Maar het vo heeft het nadeel dat vernieuwing niet in ons dna zit.”

Jan Osinga vindt het hoog tijd het tij te keren. De rector van de brede Christelijke Scholengemeenschap (CSG) Bogerman telt 2.500 leerlingen en 220 medewerkers (145 fte) op vier locaties in drie plaatsen in Zuidwest-Friesland. “Onze hoofdvestigingen in Sneek bieden alles van vmbo beroepsgericht tot en met gymnasium. De regiovestigingen in Balk en Koudum bieden eindonderwijs voor vmbo TL en de eerste drie jaar voor havo en vwo. In Balk hebben we ook nog eindonderwijs vmbo basis/kader. Wij hebben een specifieke profilering met Technasium en bèta challenge en bieden voor basis/kader zeven verschillende uitstroomprofielen. Een breed aanbod dus.”

Een jaarklassensysteem met losse vakken en roosters wordt vanwege de omvang van het aanbod en de complexiteit steeds lastiger. “We komen in een heel sterke krimp: in vijf, zes jaar tijd 20 procent minder leerlingen. Door ons brede aanbod op veel locaties hebben we de grenzen van het organiseerbare eigenlijk al bereikt. Verder weten we de leerling van tegenwoordig niet meer goed te raken, niet meer te motiveren voor ons onderwijs. In de hele sector denken we aan vernieuwing van het onderwijs, we hebben in Nederland ook al het nodige geëxperimenteerd, niemand heeft het ei van Columbus gevonden. Maar er móet iets gebeuren.”

Leerlinggestuurd
“We zijn in het voortgezet onderwijs verworden tot een uitvoeringsorganisatie. Onderwijsontwikkeling, het opleiden van nieuwe beroepsbeoefenaren, onderzoek, kwaliteitszorg, materiaalontwikkeling, … al die taken zijn buiten de scholen neergelegd. Vrijwel alle docenten zijn alleen bezig met lessen en taken, coördineren en begeleiden van leerlingen. Voor verandering en vernieuwing is weinig ruimte. Als leidinggevende schrik je bijna als een docent de vraag stelt: ‘mag ik aan een methode werken?’ Of: ‘ik zou me willen toeleggen op formatief toetsen, kan ik daar tijd voor krijgen?’. Het kan toch niet dat we het vernieuwingspotentieel helemaal om zeep geholpen hebben, we hebben te maken met hoger opgeleiden!”

Vandaar dat CSG Bogerman koerst op een andere inrichting van het onderwijs. “Het concept dat we nastreven, is robuuster organiseren: roosteren in dagdelen, met een mix van instructie en zelfwerkzaamheid en een combi van vakken zoals bij de aanpak in het Technasium. En met docenten in kleinere teams.”
 
Een groter deel van het jaarprogramma wordt voortaan leerlinggestuurd. In het vwo volgen jongeren circa 60 procent vooraf vastgestelde lessen, de overige 40 procent kiezen ze tussen verschillende vakken, krijgen ze extra begeleiding of juist verdieping of kiezen ze voor zelfstudie. “We weten dat ook vmbo’ers en havisten met zo’n concept uit de voeten kunnen. Op alle niveaus moeten we leerlingen wel op de goede manier begeleiden.”

Hobbels zijn er ook. “Wat zit in de weg? Magister, roosters, technische hobbels. Gelukkig zijn we een school met veel rust en draagvlak voor veranderingen en de manier waarop we die organiseren.”

Jan Osinga is een groot voorstander van innovatie als één van de kerntaken van docenten. De school maakt al enige jaren flink veel uren vrij voor vernieuwing. Toch vindt hij de cao-afspraak “ingewikkeld, omdat de tijd voor onderwijsvernieuwing niet meer vrij beschikbaar is”. “Nu moet ik iedereen betrekken en het geld evenredig verdelen. Wij hadden het budget liever vrijelijk ingericht in plaats van iedereen gedwongen uren toe te kennen ongeacht de affiniteit. We hebben nu minder vrijheid om het proces aan te sturen.”

Samen Doelgericht Leren
Die 50 uur op de formatiekaart is een goed begin maar het is niet genoeg. “Je moet niet alleen uren op de formatiekaart zetten maar ook tijd reserveren, anders raken die uren kwijt in de waan van de dag. Daarom doen we iets extra’s. 13 van onze vaste vergadermiddagen komen in het teken te staan van innovatie. Daarnaast hebben we twee nieuwe roostervrije dagen en een roostervrije middag benoemd als innovatiedagen. Leerlingen zijn dan vrij en wij aan het werk.” Docenten hebben tijdens die innovatietijd veel ruimte voor eigen inbreng, maar wel alles onder de paraplu van de onderwijsvernieuwing. “Onder het motto ‘Samen Doelgericht Leren’ zetten we onderwijsvernieuwing centraal.” 

In maart is deze route bekendgemaakt en de MR akkoord gegaan. Het MT van CSG Bogerman heeft een soepele samenwerking met de MR. Een delegatie van de raad schuift bij het MT-overleg aan zodra er over formatieplanning, over de begroting of over onderwijsvernieuwing gepraat wordt. Zo goed als wekelijks dus. Jan Osinga: “We houden onze rollen. Ook al heeft de MR in het voortraject meegepraat, tijdens de MR-vergadering houdt de raad haar instemmings- en adviesrecht, daar zien de voorzitter MR en ik strikt op toe.”
In de jaarplanning zijn de extra dagen inmiddels opgenomen: “Schoolbreed zodat je verschillende doorsnedes kunt maken naar ontwikkelteams, naar een afdelingsteam, of naar vakgroepen”. Voor de zomer zijn ouders en leerlingen uitgebreid ingelicht in een nieuwsbrief.

Eindelijk krijgt innovatie de plek die het verdient. Jan Osinga: “Vroeger hadden we lessen en taken. Nu hebben we lessen, innovatie en taken, wat mij betreft in die volgorde. We hebben het probleem omgezet in een kans om aan de bak te gaan. Een extra kans om elkaar te ontmoeten en samen te werken om ons onderwijs in te stellen op onze omgeving.” Het beoogde onderwijsmodel is waarschijnlijk gemakkelijker te introduceren in de onderbouw, verwacht de rector. “Want in het laatste jaar hebben we toch de neiging in dezelfde fuik toe te werken naar de examens en losse vakken.”

Actieve deelname
Jan Osinga verwacht actieve deelname van zijn collega’s tijdens en na de innovatiedagen. “Leerlingen hebben geen zin in verplicht huiswerk maar als ze een solarboot mogen bouwen in het Technasium gaan ze ’s avonds en in het weekend gemotiveerd verder. Zo’n basishouding zou ook mooi zijn voor docenten. In de ontwikkeltijd gaan collega’s actief aan de slag met hun vakgroep of sectie. We monitoren natuurlijk wat een medewerker doet aan zijn ontwikkeling, in start-, functionerings- en beoordelingsgesprekken. Maar we hoeven daar minder streng de hand aan te houden, juist omdat we de tijd inplannen en samen aan de slag gaan. De meeste docenten vinden het belangrijk tijd te hebben voor hun vak, en voor onderwijsontwikkeling en -vernieuwing. Zeker als ze merken dat leerlingen er behoefte aan hebben. Draagvlak ontstaat als docenten zien dat leerlingen opknappen, als ze zien dat de leerlingen weer door ons onderwijs geraakt worden.”

Gerelateerde onderwerpen