GP Kees Winkelman 6956 LR 1600

Scholingsmogelijkheden en wensen

Scholingsmogelijkheden

Scholingsmogelijkheden

In de CAO VO zijn afspraken gemaakt over de scholingsmogelijkheden van ondersteuners. Allereerst moeten werkgevers minimaal 1 keer in de 3 jaar een persoonlijk professionaliseringsplan faciliteren. In dit plan staan de doelen van de werknemer voor de korte en de lange termijn, net als de middelen waarmee die doelstellingen kunnen worden bereikt. Verder hebben ondersteuners de volgende mogelijkheden:
  • Een EVC-traject voor ondersteuners met een opleiding tot en met mbo-niveau. Indien nodig herhaling na 5 jaar. 
  • Een startkwalificatie voor ondersteuners tot en met mbo-niveau 1.   
    Een startkwalificatie is in de ogen van de Nederlandse overheid het minimale onderwijsniveau dat nodig is om serieus kans te maken op duurzaam geschoold werk in Nederland. Een havo-, vwo- of mbo niveau 2-diploma valt onder de norm van startkwalificatie. Per 1 augustus 2007 geldt er een leerplicht voor kinderen van 5 tot 18 jaar, de zogenaamde kwalificerende leerplicht. Deze kwalificatieplicht moet ertoe leiden dat er meer jongeren een startkwalificatie (d.w.z. een diploma op mbo niveau 2 of hoger) halen en daardoor meer kansen hebben op de arbeidsmarkt.  
  • Een jaarlijks scholingsbudget van 600 euro en 40 klokuren voor eigen invulling van zijn/haar professionalisering. Dit betreft ‘vrije keuze’ scholing die niet door de werkgever is opgedragen in het kader van de uitoefening van de functie. Wel kan het zijn dat in de school bepaalde afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de financiële middelen en de aard van de scholing (bijvoorbeeld dat de scholing een relatie moet hebben met de uitoefening van de functie).
Scholingswensen

Ondersteuners in de hogere loonschalen en jongere ondersteuners hebben vaker behoefte aan scholing. In de Arbeidsmarktanalyse OOP 2014 geven jongeren vaker aan een volledige opleiding te willen volgen om een diploma te halen, terwijl ouderen vaker de voorkeur geven aan kortlopende cursussen of trainingen. Scholingsbehoefte bestaat vooral op het pedagogisch/didactische domein (zoals omgaan met leerlingen) en op het gebied van persoonlijke effectiviteit. De meest genoemde typen scholing zijn:                
  • omgaan met lastig gedrag van leerlingen                
  • pedagogisch/didactische vaardigheden                
  • omgaan met werkdruk  

De inhoudelijke behoefte verschilt hierbij naar loonschaal en leeftijd. Ondersteuners in de lagere loonschalen hebben meer behoefte aan:                

  • algemene computervaardigheden                
  • assertief omgaan met collega’s                
  • cursus gericht op pedagogisch/ didactische vaardigheden                
  • loopbaanoriëntatie                
  • omgaan met en/of toedienen van medicijnen                
  • omgaan met lastig gedrag van leerlingen                
  • omgaan met ouders                
  • ontvangen en geven van feedback/kritiek  

Hoger opgeleiden hebben relatief vaker behoefte aan scholing in loopbaanoriëntatie en sollicitatietraining Oudere werknemers hebben meer behoefte aan algemene computervaardigheden. Jongeren hebben vaker behoefte aan bedrijfshulpverlening, loopbaanoriëntatie en netwerken.    

Gevolgde scholing
Acht op de tien ondersteuners hebben de afgelopen drie jaar een vorm van formele scholing gevolgd. Hierbij zijn kortdurende cursussen en trainingen de meest gevolgde scholingsvormen. Als we kijken naar scholing in het afgelopen jaar, dan hebben ondersteuners gemiddeld vier scholingsdagen gevolgd (hetzij formeel, hetzij informeel).
Meest gevolgde scholing afgelopen drie jaar:
• bedrijfshulpverlening / ehbo (52%)
• omgaan met lastig gedrag van leerlingen (18%)
• pedagogisch/didactische vaardigheden (17%)
• algemene computervaardigheden (16%).
Welke scholingstypen gevolgd worden, is onder meer afhankelijk van de loonschaal en leeftijd.

Bron: Arbeidsmarktanalyse Ondersteunend Personeel 2014