Samen met het in 2019 afgesproken Pensioenakkoord, zijn er ook maatregelen afgesproken om de duurzame inzetbaarheid te bevorderen zodat werknemers op een veilige en gezonde wijze de pensioenleeftijd kunnen halen. Echter in de begeleidende brief bij het Pensioenakkoord aan de kamer constateert de minister van SZW ook: “Door de snelle stijging van de AOW-leeftijd in Nederland is er een groep ouderen die niet in staat is om op een gezonde wijze door te werken tot aan hun pensioen” (Kamerbrief Min. SZW, 5 juni 2019). Daarom zijn er voor deze groep in het Pensioenakkoord maatregelen afgesproken om eerder uit te treden. De meest in het oog springende maatregel om eerder uit te treden is de RVU-drempelvrijstelling. Vanaf 2026 is er een nieuwe regeling afgesproken om met vervroegd pensioen te gaan voor werknemers die dat echt nodig hebben. Deze regeling is een vervolgafspraak op het Pensioenakkoord. Op deze pagina beantwoorden we tien vragen over de RVU.
RVU staat voor de ‘Regeling voor Vervroegde Uittreding’ (RVU). Door de belastingdienst wordt daaronder verstaan een regeling, die (nagenoeg) uitsluitend als doel heeft om te voorzien in een of meer uitkeringen ter overbrugging van de tijd tot de pensioeningangsdatum of de AOW. Om eerder uittreden te ontmoedigen, werden dit soort regelingen voor 2021 extra belast (met 52%) door de fiscus (strafheffing of RVU-heffing).
In het Pensioenakkoord van juni 2019 is afgesproken dat werkgevers vanaf 1 januari 2021 geen fiscale strafheffing of RVU-heffing meer betalen als zij voor werknemers die nog drie jaar of minder moeten werken tot de AOW-gerechtigde leeftijd, een vergoeding betalen die niet hoger is dan de RVU-drempelvrijstelling. Deze regeling loopt volgens afspraak eind 2025 af.
Vanaf 2026 is er een nieuwe regeling afgesproken om met vervroegd pensioen te gaan voor werknemers die dat echt nodig hebben. Deze regeling is een vervolgafspraak op het Pensioenakkoord. Daarvoor moeten vakbonden en werkgevers in de cao overeenkomen om mensen met een zwaar beroep drie jaar eerder met pensioen te laten gaan.
De RVU-drempelvrijstelling is maximaal het bedrag van de AOW-uitkering voor alleenstaande personen, die geldt op 1 januari van het jaar van de uitkering. Momenteel (peildatum 2025) is dat € 2.273,- bruto per maand (€ 27.276,- bruto per jaar). Als de werkgeversbijdrage aan de werknemer hoger is dan het RVU-drempelbedrag, wordt over dat meerdere deel de strafheffing (RVU-heffing) weer van kracht.
Tot 31 december 2025 mogen alle werknemers die maximaal 36 maanden (of minder) voor hun AOW-leeftijd staan, gebruikmaken van de regeling. De hoogte van de uitkering is onafhankelijk van het oorspronkelijke inkomen, arbeidsverleden en/of fulltime of parttime dienstverband. De regeling kan alleen worden afgesloten als zowel de werkgever als de werknemer beiden akkoord zijn (tweezijdige beëindigingsovereenkomst); de regeling kan dus niet worden ‘afgedwongen’. Houd er wel rekening mee dat je als werknemer, op eigen initiatief ontslag neemt, waardoor je WW-rechten vervallen. Ook stopt je pensioenopbouw als je eerder stopt met werken.
Vanaf 2026 gaat een nieuwe regeling in met andere eisen (zie vraag 5).
Tot 31 december 2025 is dit géén vereiste. Een werkgever kan een individuele RVU afspreken met een werknemer die daaraan behoefte heeft en kan daarbij gebruik maken van de fiscale vrijstelling.
Wel is het ook mogelijk om in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) afspraken te maken over RVU’s. Sociale partners in het vo hebben echter géén gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
Vanaf 2026 kan alleen nog gebruik worden gemaakt van de RVU-regeling als er in de cao een duidelijke afbakening is gemaakt van ‘zwaar werk’ (doelgroep, belastende werkzaamheden enz.). Een door het ministerie erkende derde partij, wordt ingeschakeld om de afbakening te toetsen.
De werkgever betaalt RVU. De ‘Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen’ schrijft niet voor hoe de uitbetaling van een RVU eruit moet zien. De RVU-uitkering is inkomen waarover inkomstenbelasting is verschuldigd, dus in de regel is voor een werknemer een maandelijkse RVU-uitkering het meest wenselijk. Zou een RVU-uitkering voor de hele periode in één keer worden uitbetaald, dan is dit meestal fiscaal ongunstig voor de ex-werknemer. Het is raadzaam te toetsen welke uitvoering voor beide partijen het voordeligste is.
Vanaf 2021 konden samenwerkingsverbanden van sociale partners en vanaf 1 september 2023 ook individuele werkgevers, onder voorwaarden, vanuit de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU), subsidie aanvragen voor RVU’s. Echter in 2024 is de laatste aanvraagtermijn voor deze subsidieaanvraag gesloten. Een werkgever kan nu dus geen subsidie meer krijgen op de RVU-uitkering.
De RVU-drempelvrijstelling in het kader van het Pensioenakkoord geldt voor vijf jaar, van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025. Op vrijdag 18 oktober 2024 hebben het kabinet, vakbonden en werkgevers een onderhandelaarsakkoord bereikt over een verlenging van de RVU-ontheffing na 2025.
De huidige RVU-vrijstelling duurt maximaal 36 maanden, dus de uitloop na 31 december 2025 (de laatste datum waarop een regeling kan ingaan) is tot maximaal 1 januari 2028.
De hoogte van de RVU-drempelvrijstelling wordt bepaald door het wettelijk vastgestelde maandbedrag (in 2025 is dit € 2.273,-bruto per maand) te vermenigvuldigen met het aantal maanden dat ligt tussen de eerste uitkering en de AOW-gerechtigde leeftijd (afgerond op hele maanden naar boven en met een maximum van 36 maanden).
Over het gedeelte van het bedrag dat boven de RVU-drempelvrijstelling uitkomt, is de werkgever een eindheffing van 52% verschuldigd. Ook is de werkgever de RVU-heffing van 52% verschuldigd als hij eerder dan 36 maanden direct voorafgaand aan de AOW-leeftijd een vergoeding volgens de RVU uitbetaalt.