Maatwerk in aanpak statushouders voor de klas
Verslag werkatelier Zijinstroom en hybride docentschapKennisdelingsbijeenkomst Regionale aanpak lerarentekort vo/mbo 25 september 2019
Statushouders en wereldburgers voor de klas zijn een
meerwaarde voor school en een verrijking voor het onderwijsproces, zeker in de
Randstad. Dat stelt Robert Hommen, regioadviseur van Voion. “Ze zijn erg
gemotiveerd, dat is de basis van alles. Van hun bevlogenheid krijg je zelf ook
energie. Dus laten we kijken naar die motivatie en niet alleen naar beren op de
weg.”
Onderwijsinnovator Harry Rorije bij de
lerarenopleiding van Hogeschool Utrecht (HU) is het daar roerend mee eens. Dit
schooljaar volgen circa 43 statushouders een schakeltraject bij de HU, HvA en
Windesheim, los van de - vooral Syrische - statushouders in reguliere
opleidingen. Het schakeljaar biedt veel Nederlandse taal, cultuur en
beroepsoriëntatie in het vmbo, havo en vwo. “Zie je verschillen, wat spreekt je
aan? De vijf rollen van de leraar komen aan bod en je hebt een begeleider als
aanspreekpunt. Het potentieel kan er wel zijn, maar hoe combineer je werk voor
de klas met je studie en taalniveau, gezin, afstand tussen thuis en studie en
eventueel verwerking van je verleden?”
Voordelen
Voordelen voor de regio om statushouders en
andere wereldburgers in te zetten, zijn dat je de multiculturele samenleving
vertegenwoordigt en problemen in tekortvakken kunt oplossen. Je werkt aan
duurzame inzetbaarheid en een waardige plek in de samenleving; wellicht niet altijd
voor de klas. Misschien is het gemakkelijker als statushouder om te werken als
onderwijsassistent in een vak dat aansluit of in het PO.
En hoe taaltolerant zijn Nederlandse
collega’s eigenlijk? Als iemand iets niet goed verwoordt, betekent dat niet
automatisch dat hij/zij het ook niet begrijpt. Los van de motivatie van HR en
schoolbestuurders, is de match met een school ook heel belangrijk. “Een docent
Engels in Syrië die hier aan de slag wil, moet ook Nederlands leren. Twee talen
leren en zeker het schriftelijke deel is lastig. Ook bij de toelating tot de
pre-bachelor: studeren, schrijven en reflecteren vraagt een veel hogere
studiebelasting”, weet Harry Rorije.
Zelfs een wiskunde-examen is heel talig, beaamt
Robert Hommen. “Welke rol kun je als school nemen, wat kun je voor
statushouders organiseren? Taalmaatjes wellicht of heb je een NT2-opleiding in
je organisatie? Het gaat niet om aantallen maar bedienen wij de multiculturele
samenleving?”
En dan hebben we nog de Nederlandse
onderwijscultuur. Een statushouder zou op stage gaan maar de tweede keer ging
ze niet meer, “want ze zitten in groepjes dus dat is geen les en daar leren ze
niks.” Het contact met stagebegeleiders is dan ook cruciaal, ziet Harry Rorije.
“We willen gebruikmaken van coaches die we opleiden in school.”
Landelijke aanpak
“Het ministerie stimuleert een proactieve
aanpak en staat open voor voorstellen. In landelijke tafels zouden we de
belemmeringen kunnen aanpakken. Want er is veel kennis beschikbaar maar de
valkuil is dat je het zó klein maakt, dat je niet eens kunt starten. Dus voeg
initiatieven om met kansrijke statushouders aan de slag te gaan samen en zet
dan kracht richting gemeente. We willen op lange termijn successen halen maar
worden op korte termijn tegengehouden door gemeenten, UWV en scholen.”
Vluchtelingenwerk en het UAF zijn belangrijke schakels in het regelwerk voor de
doelgroep.
Centrale regie
Centrale regie over landelijke richtlijnen voor
onder anderen statushouders zou een stevige boost
zijn voor de RAL. Op de Voion-site kunnen we alle betrokkenen bundelen zodat je
snel kunt schakelen in de regio. Gemeenten zorgen in het ideaalbeeld voor de
randvoorwaarden, regio’s voelen zich verantwoordelijk en de landelijke aanpak
is gericht op duurzaamheid; als het COA een statushouder in Limburg plaatst
waar krimp is, is dat niet handig om statushouders te bundelen en op te leiden.
Conclusie van de deelnemers: laten we maar gewoon aan de slag gaan.